Summary – Forcible interdiction of ships transporting terrorists

The sea presents International Terrorist Organizations (ITOs) with a tempting medium to increase their freedom of manoeuvre, allowing individuals to travel vast distances without being subject to the scrutiny of countless border crossings or airport controls: the likelihood that these organizations are using ships to transport operatives appears high. ITOs have demonstrated the capability and intent to use the sea to conduct attacks, reportedly own or control a number of ships, and States have announced the capture of suspected terrorists at sea. The author examines the applicable legal framework in which States can, through the forcible interdiction of foreign flagged ships, prevent terrorists using international waters to move between States. He addresses the applicability of the UN Charter’s Article 2(4) prohibition on use of force to forcible interdictions in international waters, including examination of why the use of force against foreign flagged ships is equated to the use of force against the flag State. In addition to self-defence and Security Council authorization, the article suggests that the use of force against foreign flagged ships may only fall outside the Article 2(4) prohibition when flag States have, through treaty, customary law or some other mechanism, consented to its use. After analysing State practice in two large multinational maritime operations aimed inter alia at preventing terrorists being transported by sea, the article explores the forcible interdiction options currently available to States, before briefly examining the issues involved in detaining any terrorist found on board a ship. The author concludes that the legal grounds that international law permits for the forcible interdiction of a foreign flagged ship suspected of transporting terrorists by sea are well defined, but remarks that States have thus far failed to fully exploit all the grounds available to them to address the problem.

Résumé – L’interdiction avec usage de la force de navires transportant des terroristes

Les eaux offrent aux organisations terroristes internationales (OTI) un moyen attractif d’augmenter leur liberté de mouvement. Elle permet à des individus de parcourir de grandes distances sans être soumis à de nombreux passages frontaliers ou contrôles aéroportuaires. La probabilité que ces organisations utilisent des navires pour transporter des membres opérationnels semble grande. Les OTIs ont démontré vouloir et être capables d’utiliser les mers pour lancer des attaques et il paraît qu’elles possèdent ou ont le contrôle d’un nombre de navires. D’autre part, certains Etats ont annoncé l’arrestation en mer de présumés terroristes. L’auteur étudie le cadre juridique dans lequel les Etats peuvent empêcher les terroristes, par l’interdiction avec usage de la force de navires battant pavillon étranger, d’utiliser les eaux internationales pour se déplacer entre les Etats. Il aborde la question de l’interdiction de l’usage de la force contenue dans l’article 2(4) de la Charte des Nations Unies en rapport avec l’interdiction avec usage de la force dans les eaux internationales, et la question de savoir pourquoi l’usage de la force envers des navires battant pavillon étranger est considéré comme l’usage de la force contre le pays dont le pavillon est arboré. Sauf les cas de légitime défense et l’autorisation par le Conseil de sécurité des Nations Unies, l’utilisation de la force contre des navires battant pavillon étranger ne relève pas de l’interdiction de l’article 2(4). Cette contribution analyse la pratique d’Etats dans le cadre de deux grandes opérations maritimes multinationales ayant pour but, entre autres, d’empêcher que des terroristes soient transportés par la mer et elle parcourt les options actuelles des Etats au regard de l’interdiction avec usage de la force. Ensuite elle étudie brièvement les différents aspects liés à la privation de la liberté d’un terroriste trouvé à bord. L’auteur conclut que les bases légales pour l’interdiction avec usage de la force de navires battant pavillon étranger suspectés de transporter des terroristes en mer sont bien définies mais il fait observer que les Etats n’ont pas encore fait un usage optimal des bases légales disponibles pour résoudre le problème.

Samenvatting – Interdictie met geweld van schepen die terroristen vervoeren

De zee biedt internationale terroristische organisaties (ITOs) een verleidelijk middel om hun bewegingsvrijheid te vergroten. Zij laat individuen toe om grote afstanden te reizen zonder onderworpen te zijn aan talrijke grensoverschrijdingen of luchthavencontroles. De kans dat deze organisaties schepen gebruiken om operationele leden te vervoeren, lijkt groot. ITOs hebben hun bekwaamheid en intentie aangetoond om de zee te gebruiken om aanvallen uit te voeren en bezitten of controleren naar verluidt een aantal schepen. Staten hebben voorts de gevangenneming op zee van vermeende terroristen bekendgemaakt. De auteur onderzoekt het toepasselijke juridische kader waarbinnen Staten kunnen verhinderen dat terroristen internationale wateren gebruiken om zich tussen Staten te verplaatsten door de interdictie met geweld van schepen met een vreemde vlag. Hij kaart de toepasselijkheid aan van het verbod op het gebruik van geweld in artikel 2(4) van VN-Handvest op de interdictie met geweld in internationale wateren, inclusief de vraag waarom het gebruik van geweld tegen schepen met een vreemde vlag gelijkgesteld wordt aan het gebruik van geweld tegen de vlaggestaat. Het artikel geeft aan dat naast zelfverdediging en toestemming door de VN-Veiligheidsraad het gebruik van geweld tegen schepen met een vreemde vlag enkel buiten het verbod van dit artikel valt wanneer Staten ermee hebben ingestemd, door middel van een verdrag, gewoonterecht of een ander mechanisme. Deze bijdrage analyseert de statenpraktijk in twee grote multinationale maritieme operaties die onder andere tot doel hebben te verhinderen dat terroristen via de zee worden vervoerd en verkent de opties die Staten thans hebben inzake de interdictie met geweld. Vervolgens bestudeert het kort de verschillende aspecten verbonden met het vasthouden van een aan boord gevonden terrorist. De auteur besluit dat de rechtsgronden voor de interdictie met geweld van schepen onder vreemde vlag die verdacht worden van het vervoeren van terroristen ter zee onder internationaal recht goed gedefinieerd zijn maar merkt op dat Staten tot nog toe niet alle beschikbare rechtsgronden om het probleem aan te pakken ten volle hebben benut.

Zusammenfassung – Interdiktion durch Anwendung von Gewalt von Schiffen, die Terroristen befördern

Das Meer bietet internationalen terroristischen Organisationen (ITOs) ein verlockendes Mittel, um ihre Bewegungsfreiheit zu vergrößern. Es erlaubt Individuen, große Abstände zurückzulegen, ohne zahlreichen Grenzüberschreitungen oder Flughafenkontrollen zu unterliegen. Es scheint höchstwahrscheinlich, dass diese Organisationen Schiffe benutzen, um operationelle Mitglieder zu befördern. ITOs haben ihre Fähigkeit und Absicht, das Meer zur Durchführung von Angriffen zu benutzen, gezeigt, und dem Vernehmen nach besitzen oder kontrollieren sie eine Anzahl Schiffe. Außerdem haben einige Staaten die Festnahme mutmaßlicher Terroristen bekannt gegeben. Der Verfasser untersucht den rechtlichen Rahmen, in dem Staaten, durch die Interdiktion durch Anwendung von Gewalt von Schiffen unter ausländischer Flagge, Terroristen daran hindern können, die internationalen Gewässer zu benutzen, um sich zwischen Staaten zu bewegen. Er behandelt die Anwendbarkeit des Verbotes der Anwendung von Gewalt nach Artikel 2(4) der UN-Charta auf die Interdiktion durch Anwendung von Gewalt in internationalen Gewässern, einschließlich der Frage, warum die Anwendung von Gewalt gegen Schiffe unter ausländischer Flagge der Anwendung von Gewalt gegen den Flaggenstaat gleichgesetzt wird. Der Verfasser suggeriert, dass neben den Fällen der Selbstverteidigung und der Erlaubnis des Sicherheitsrats der Vereinten Nationen die Anwendung von Gewalt gegen Schiffe unter ausländischer Flagge nur dann nicht vom Verbot nach Artikel 2(4) erfasst wird, wenn Staaten dazu durch einen Vertrag, das Gewohnheitsrecht oder einen anderen Mechanismus ihre Zustimmung gegeben haben. Dieser Beitrag analysiert die Staatenpraxis im Rahmen von zwei großen multinationalen maritimen Operationen, die unter anderem zum Zweck haben, zu verhindern, dass Terroristen über das Meer befördert werden, und überprüft die Möglichkeiten, über die Staaten zurzeit auf dem Gebiet der Interdiktion durch Anwendung von Gewalt verfügen. Danach untersucht der Beitrag kurz die verschiedenen Aspekte im Zusammenhang mit der Gefangenhaltung eines an Bord eines Schiffes gefundenen Terroristen. Der Verfasser zieht den Schluss, dass die rechtlichen Grundlagen für die Interdiktion durch Anwendung von Gewalt verdächtiger Schiffe unter ausländischer Flagge ordentlich definiert sind, weist aber darauf hin, dass die Staaten die zur Verfügung stehenden rechtlichen Grundlagen bisher nicht optimal benutzt haben, um das Problem anzupacken.

Riassunto – L’interdizione coattiva di natanti con a bordo terroristi

Il mare rappresenta per le organizzazioni terroristiche internazionali (International Terrorist Organisations – ITOs) un mezzo assai allettante per incrementare le proprie capacità di manovra, vista la possibilità di poter viaggiare su vaste distanze senza essere soggetti al controllo di innumerevoli posti di frontiera o aeroporti: di conseguenza, la probabilità che tali organizzazioni facciano uso di vettori marini per il trasporto dei propri operativi appare alta. Le ITOs hanno già dimostrato la capacità e l’intenzione di utilizzare il mare per sferrare attacchi. In aggiunta, puó notarsi come tali organizzazioni posseggano o controllino un buon numero di navi, mentre, d’altro canto, gli Stati hanno già annunciato diverse volte la cattura di sospetti terroristi in mare. Ciò premesso, l’autore esamina il regime giuridico attraverso cui gli Stati, mediante l’interdizione coattiva di navi battenti bandiera straniera, possono impedire che i membri di organizzazioni terroristiche utilizzino le acque internazionali per muoversi liberamente tra un paese e l’altro. L’autore tratta altresì dell’applicabilità del divieto dell’uso della forza ex Art. 2(4) della Carta delle Nazioni Unite alle operazioni di interdizione marittima in acque internazionali, includendo le ragioni alla base dell’equiparazione tra l’uso della forza contro imbarcazioni battenti bandiera di uno Stato straniero e tale Stato. In aggiunta al principio di legittima difesa e all’autorizzazione del Consiglio di Sicurezza, l’articolo suggerisce che l’uso della forza contro navi battenti bandiera straniera si possa conformare agli obblighi di cui all’Articolo 2(4) solo alloquando gli Stati di bandiera abbiano espresso il proprio consenso alle operazioni. Ciò anche attraverso trattati, il diritto consuetudinario, o mediante ulteriori meccanismi. Dopo aver analizzato la prassi degli Stati nel corso di due vaste operazioni marittime multinazionali, finalizzate, tra l’altro, a prevenire il trasporto di terroristi via mare, l’articolo esplora le varie opzioni di interdizione coattiva disponibili al momento per gli Stati, esaminando dapprima brevemente le problematiche relative alla detenzione dei sospetti terroristi trovati a bordo di imbarcazioni. L’autore conclude affermando che, secondo il diritto internazionale, le basi giuridiche che giustificano l’interdizione coattiva di navi battenti bandiera straniera e sospettate di trasportare terroristi via mare paiono, allo stato, ben definite. Allo stesso modo, tuttavia, secondo l’autore, gli Stati non hanno, fino ad oggi, esplorato in maniera esaustiva tutte le possibilità a loro disposizione per affrontare il problema.

Resumen – Prohibición coactiva de los buques que transportan terroristas

Para las organizaciones terroristas internacionales (OTI) el mar es un medio atractivo para aumentar su propia libertad de movimiento. Permite a los individuos recorrer largas distancias sin deber someterse a los controles minuciosos en los innumerables puestos fronterizos o los aeropuertos. Por eso hay una alta probabilidad de que estas organizaciones utilicen buques para transportar a sus miembros operacionales. Las OTI ya han demostrado su capacitad y su intención de utilizar el mar para desarrollar sus ataques y es reportado que estas organizaciones poseen o controlan un gran número de buques. Además algunos Estados ya han anunciado la captura en mar de presuntos terroristas. El autor estudia el marco jurídico en el cual los Estados pueden impedir, por medio de la interdicción coactiva de buques de pabellón extranjero, que los terroristas utilicen las aguas internacionales para desplazarse de un país al otro. El autor examina la aplicabilidad de la interdicción de recurrir al uso de la fuerza que establece el articulo 2(4) de la Carta de las Naciones Unidas a las operaciones de prohibición coactiva en las aguas internacionales, y plantea la cuestión porque el uso de la fuerza contra buques de pabellón extranjero se asimila al uso de la fuerza contra el Estado del pabellón. El autor opina que al margen de los casos de legítima defensa y autorización del Consejo de Seguridad, el uso de la fuerza contra buques de pabellón extranjero sólo sale fuera del ámbito del artículo 2(4) si los Estados del pabellón lo han consentido por medio de tratados, por el derecho consuetudinario u por cualquier otro mecanismo. Analiza la práctica de los Estados en el marco de dos amplias operaciones marítimas multinacionales que tienen por objeto, entre otros, impedir que los terroristas se muevan por el mar. A continuación explora las opciones actuales de los Estados en materia de interdicción del uso de la fuerza y describe brevemente los diferentes aspectos de la detención de presuntos terroristas que se encuentren a borde. El autor concluye afirmando que los fundamentos legales de la prohibición coactiva de buques de pabellón extranjero que sean sospechados de transportar terroristas por vía marítima están bien definidos. Sin embargo subraya que los Estados todavía no han explotado óptimamente todas las posibilidades de que disponen para resolver este problema.